Rabu, 10 November 2010

Alexander Hare en Maluka (II)


maloeka
Mata Uang Maluka
Alexander Hare is een naam die ik al jaren ken vanuit de handel in munten. Op pagina 125 van het standaardwerk voor de koloniale munten

“De Munten van de Nederlandsche Gebiedsdeelen Overzee 1601 – 1948 van de hand van C. Scholten uit 1951 staat onder het kopje Borneo (Maloeka): “In October 1812 werd het land van Maloeka op Borneo bij Sultansbesluit afgestaan aan den Engelschen avonturier Alexander Hare. Toen het Nederlandsche gezag het bewind weer overnam, moest hij dit onafhankelijke rijkje verlaten.” Dan volgt een opsomming van de munten. Het hoeft geen betoog dat deze munten uiterst zeldzaam zijn, ik heb er ooit eentje kunnen vinden en heb er enige in verzamelingen gezien. Iedere keer dat ik pagina 125 van Scholten open sloeg kwam ik de twee zinnen weer tegen en elke keer vroeg ik mij af wie die Alexander Hare wel kon wezen. Dat heeft zo een 15 jaar geduurd. Af en toe kwam ik wel eens wat summiere informatie tegen, maar nooit kwam ik echt aan de weet wie die avonturier die zijn eigen geld uitgaf nu wel was. Zo iets kan mij dwars gaan zitten, vooral omdat ik me had voorgenomen dit eens uit te gaan zoeken. Ik kon echter nauwelijks aanknopingspunten vinden. Zo heb ik stapels zaken leggen die nog eens uitgezocht moeten worden en waar bijna nooit iets van terecht komt. Laatst ontmoette ik zijn naam weer en werd mij meer van deze man duidelijk, hij bleek vrouwen te verzamelen en was daar een boekje over verschenen. Ook had ik in de loop der jaren wat titels van publicaties gevonden waar meer over deze man in stond. Ik nam contact met Patrick op die nogal goed in dit speurwerk is en kreeg van hem allerlei links naar obscure geschriften waarin de naam van deze man werd genoemd. Daaruit heb ik het volgende verhaal gereconstrueerd.

Al heel lang wist ik van een rapport dat “The Banjarmassin Enormity” heette, dat heeft Patrick gevonden en tezamen met enige andere publicaties werd mij het een en ander duidelijk. Wat betreft de persoonlijke gegevens is er weinig bekend over de Alexander Hare er is ook nooit een portret van hem opgedoken. Hij werd omstreeks 1780 geboren als zoon van een rijke horlogemaker. Hij had nog drie broers, twee daarvan hadden een im- en exportfirma in Londoh en handelden in koloniale waren. De vierde die David heette is juwelier in Batavia geworden en was een gerespecteerd persoon. Alexander Hare verbleef af en toe bij deze broer in Batavia om vandaar uit allerlei invloed op de regering van Nederlands Indië uit te oefenen. Toen Hare ongeveer 20 jaar oud was ging hij als klerk bij een Britse handelsfirma in Portugal werken. Na enige jaren trad hij in dienst bij een Brits Handelshuis te Calcutta. Daar leerde hij het vak van de handel in tropische producten, die hij ongetwijfeld aan zijn broers in Londen leverde. In 1807 verhuisde hij naar Malakka en vestigde zich daar als koopman. Hij had daar veel contact met handelaren uit Nederlands Indië. In Malakka maakte hij ook kennis met de slavenhandel, iets dat later een belangrijke rol in zijn leven zou gaan spelen en niet alleen als handel. In 1808 maakte hij te Malakka kennis met Stamford Raffles die secretaris van de E.I.C. op het eiland Penang was. Deze kennismaking mondde uit in een vriendschap. Raffles werd vanaf 1810 in opdracht van Lord Minto, de Engelse Gouverneur-generaal van India, met geheime missies, die moesten leiden tot de verovering van Java, belast. Het bestuur van Java en Onderhorigheden was moeilijk geworden voor de Nederlanders omdat het moederland door Napoleon was bezet en de wereldzeeën geblokkeerd door de Engelsen werden. Er waren trouwens in Indië diverse vorstendommen zoals Atjeh, Palembang en Bali die de Nederlanders liever zagen gaan, Raffles papte met deze vorsten aan. In 1811 vallen de Engelsen Java binnen en nemen het bestuur over, Stamford Raffles wordt luitenant gouverneur-generaal. Met zijn regering begint een vijfjarige periode die bekend zal worden onder de naam Brits Interregnum (1811 – 1816) .

Er wordt aangenomen dat Alexander Hare voor zijn diensten aan Raffles verleend is beloond. Hij werd tot resident te Banjarmassin benoemd met de opdracht het gebied tot ontwikkeling te brengen. Hare ontving hiervoor van het Britse bestuur duizenden Engelse ponden per jaar. Later nam hare een stuk land van 14400 vierkante mijlen van de sultan over. Dit land lag in de buurt van Banjarmassin en was eigendom van de sultan aldaar, deze had aangedrongen op de komst van Hare. De sultan had als geste tweehonderd slaven aangeboden, waar “toevallig’ veel vrouwen tussen zaten. Het waren vooral deze vrouwen, die uit de hele archipel afkomstig waren waar Hare zijn oog op had laten vallen. Het land waar Hare als een Sultan over regeerde noemde hij “Maluka”. In het contract dat met Sultan Soleiman werd gesloten en mede is ondertekent door Prins Panembahan Adam en prins Aria Mangka Negara en de assistent-resident Wahl wordt het land omschreven als : Gelegen ten noorden van het midden van de rivier Martapoera, vandaar tot aan de oorsprong van die rivier recht zuidwaarts tot aan de zee, van daar tot van de overkant van Tatas en de rivier Martapoera, tot recht noordwaarts de helft der rivier bantal, daaronder inbegrepen de landen van Bati-Bati, alle de stranden en lage gronden Oedjung Bati en de padang of het park van Margarita. Het contract werd ondertekent in het land van Martapoera op donderdag van de maand oktober 1812, van het Hidjara het 1227 e jaar genaamd Alif op de 24ste van de maand Ramadan. Hare had al vanaf 1810 uitgebreid handel gedreven met Banjarmassin, hij wist dat dit gebied door het Nederlandse bestuur achtergelaten was. De Sultan had gevraagd om zich onder Brits bescherming te mogen stellen. Hare was al in Malakka begonnen met het verzamelen van vrouwelijke slavinnen voor zijn eigen genoegen en hij zocht nu een plek waar hij zich in alle rust met deze dames kon gaan bezig houden. Hij deed dit het liefst zover mogelijk van Europese aanwezigheid, want hij had al heel wat kritiek op zijn levenswijze gehad. De vrouwen behoorden allemaal tot het Maleise ras en werden Hare’s volgelingen genoemd, zij waren immers door hem gekocht dus moesten zij wel volgen. Hare was zijn verzameling reeds tijdens zijn verblijf in Calcutta begonnen, daar konden vrouwen uit de laagste kaste voor een spotprijs bemachtigd worden. Toen hij zakenman in Malakka was kreeg hij af en toe van Sultans na het afsluiten van contracten een slavin cadeau. Hare was niet vies van allerlei duistere praktijken en was hierdoor een vermogend man geworden. Onder zijn slavinnen bevonden zich een Buginese, een meisje uit Soenda, een Timorese, een Papoease, eentje uit Basoetoeland en een Kantonese. De hoofdvrouw was een dame uit Calcutta, die bij Hare was gekomen toen zij 14 jaar oud was, zij was daarvoor een hofdanseresje geweest.

Raffles was van plan toen Java eenmaal veroverd was Borneo verder te ontwikkelen, de Nederlanders hadden hun posten in Pontianak en Banjarmassin verlaten In 1809 had Daendels de forten te Tatas en Tabaniou laten ontruimen, het verblijf in Banjarmassin was te kostbaar geworden. In ruil voor de forten ontving hij van de Sultan een zuivere diamant. Raffles vermoedde dat Borneo veel verborgen schatten had, zowel op het land als onder de grond. Het land dat Hare in beheer had gekregen was zeer vruchtbaar en voor velerlei cultures geschikt. Door de glooiende velden afgewisseld met bergen had het overeenkomsten met Java. In het kreupelhout wemelde het van de herten, de bossen leverden goed hout op en het vee gedijde goed op de voedzame grasvelden. De rivieren boden goede mogelijkheden voor transport, deze waren tot ver landinwaarts bevaarbaar. Het had een groot nadeel, het was nauwelijks bevolkt. Om daarin te voorzien deed Hare aan Raffles het verzoek om hem 5000 man te sturen, hetzij bannelingen, hetzij vrijwilligers. Er werden slechts 3000 man gestuurd, velen deserteerden alvorens zij in de vaartuigen zaten die hen naar Borneo zouden transporteren. De vaartuigen waren door Hare geleverd en hij werd daarvoor goed door het Gouvernement betaald. 25 ropijen per hoofd en 4 ropijen per maand voor onderhoud. Deze mensen werden eenmaal op Borneo aangekomen op Poelo Lampeh geplaatst. Zij moesten daar een huis voor zichzelf bouwen en daarachter een tuin aanleggen om in hun onderhoud te voorzien. De huizen werden kampongs gewijze gebouwd, aan het hoofd van een kampong stond een Demang en die werden bestuurd door een Tomongong. Er was een politiekorps van 150 met pieken gewapende mannen, de Djajang Sehars. Hare liet voor zichzelf een heel groot huis bouwen, waar meer dan 100 Javanen aan werkten, het stond 30 voet boven de grond en was omzoomd door een pagar. Op het erf stonden kleine huisjes waar de vrouwen verbleven. Te Kurrow had hij een scheepswerf laten oprichten en kapte men daar het hout om een schip van 400 ton te bouwen. Er was een goud- en diamantmijn geopend en er werden allerlei landbouwproeven genomen. Hare kon vanuit zijn Maluka handel drijven vrij van tollen. Hij importeerde ook zout uit de Oosthoek van Java, een product waar hij het monopolie op had.   



Tidak ada komentar:

Posting Komentar